opdracht
Nederlands
Woordafbreking
- op·dracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opdracht | opdrachten |
verkleinwoord | (opdrachtje) | (opdrachtjes) |
Zelfstandig naamwoord
opdracht v/m
- een (door een hogere autoriteit in de organisatie) opgelegde verplichting tot het verrichten van werk
- Jullie krijgen voor morgen drie opdrachten mee.
Verwante begrippen
- Maria opdracht
Hyponiemen
- bankopdracht, betalingsopdracht, keuzeopdracht, leeropdracht, leesopdracht, luisteropdracht, overheidsopdracht, schrijfopdracht, spoedopdracht, spreekopdracht, zoekopdracht
Afgeleide begrippen
- opdrachtenboek, opdrachtgever, opdrachthouder, opdrachtig, opdrachtkaart, opdrachtnemer, opdrachtregel
Vertalingen
1. een te verrichten werk
Gangbaarheid
- Het woord opdracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opdracht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.