vlak
Nederlands
Woordafbreking
- vlak
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘platte kant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1561 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vlak | vlakker | vlakst |
verbogen | vlakke | vlakkere | vlakste |
partitief | vlaks | vlakkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
vlak
- zonder bergen of dalen
- Dat was een vlakke weg.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. zonder bergen of dalen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlak | vlakken |
verkleinwoord | vlakje | vlakjes |
Zelfstandig naamwoord
vlak o
- (wiskunde) een verzameling punten die twee dimensies vult
- Hij kon enkel grote vlakken inkleuren.
- zonder hoogte- en dieptepunten
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een verzameling punten die twee dimensies vult
Bijwoord
vlak
- op vlakke wijze
- Hij had het glas niet vlak neergezet en het viel daardoor om.
- versterkend: in de onmiddellijke omgeving
- Het huis staat vlak naast een winkel en vlak bij een park.
- helemaal
- Mensen denken verschillend over dit plan, maar ik ben er vlak voor.
Afgeleide begrippen
- vlakbank, vlakgom, vlakgum, vlakhamer, vlakken, vlakker, vlakplaat, vlakschaaf, vlakschaven, vlakschuurmachine, vlakslijpmachine, vlaktafel
Gangbaarheid
- Het woord vlak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vlak' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Tsjechisch
Zelfstandig naamwoord
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | vlak | vlaky |
genitief | vlaku | vlaků |
datief | vlaku | vlakům |
accusatief | vlak | vlaky |
vocatief | vlaku | vlaky |
locatief | vlaku | vlacích |
instrumentalis | vlakem | vlaky |
Verwante begrippen
- vlakový, vláček, vléct, vláčet
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.