dakvlak

Nederlands

schilddak met 4 dakvlakken
Uitspraak
Woordafbreking
  • dak·vlak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dakvlak dakvlakken
verkleinwoord dakvlakje dakvlakjes

Zelfstandig naamwoord

dakvlak o [1]

  1. (bouwkunde) een (hellend) vlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm

Gangbaarheid

  • Het woord 'dakvlak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.