vlakte
Nederlands
Woordafbreking
- vlak·te
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vlak terrein’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
- Afgeleid van vlak met het achtervoegsel -te.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlakte | vlakten vlaktes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vlakte v
- gebied met weinig of geen hoogteverschillen
- Bij Denver eindigt de vlakte en begint het Rotsgebergte.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- vlaktemaat, vlaktemeter, vlaktemeting
Uitdrukkingen en gezegden
- zich op de vlakte houden
mening niet geven, onpartijdig blijven
- tegen de vlakte gaan
(om gebouwen): instorten, neergaan
(om mensen): flauwvallen
(om mensen): flauwvallen
- iemand tegen de vlakte slaan
iemand neerslaan
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vlakken |
vlakte
- enkelvoud verleden tijd van vlakken
- Ik vlakte.
- Jij vlakte.
- Hij, zij, het vlakte.
- Ik vlakte.
Gangbaarheid
- Het woord vlakte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vlakte' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.