level

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vel
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord level levels
verkleinwoord leveltje leveltjes

Zelfstandig naamwoord

level o

  1. niveau

Gangbaarheid
  • Het woord level staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Werkwoord
vervoeging van
levelen

level

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van levelen
    • Ik level. 
  2. gebiedende wijs van levelen
    • Level! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van levelen
    • Level je? 

Meer informatie


Engels
Uitspraak
enkelvoud meervoud
level levels

Zelfstandig naamwoord

level

  1. (palindroom) peil, niveau
  2. (gereedschap) waterpas
vervoeging
onbepaalde wijs to level
he/she/it levels
verleden tijd [[leveled (VS)<br>levelled]]
voltooid
deelwoord		 [[leveled (VS)<br>levelled]]
onvoltooid
deelwoord		 [[leveling (VS)<br>levelling]]
gebiedende wijs level

Werkwoord

level

  1. overgankelijk vlak maken, met de grond gelijkmaken
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.