even

Niet te verwarren met: Even

Nederlands

Uitspraak
  • [bijvoeglijk naamwoord]
    • Geluid:  even    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈevə(n)/
  • [zelfstandig naamwoord]
    • Geluid:  even    (hulp, bestand)
    • IPA: /'ɛvɛ(n)/
Woordafbreking
  • even
Woordherkomst en -opbouw
  • [bijvoeglijk naamwoord]: Het woord is algemeen Germaans [1]
  • [zelfstandig naamwoord]: Hebreeuws [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen evenevenerevenst
verbogen evenste
partitief evenseveners-

Bijvoeglijk naamwoord

even [3]

  1. deelbaar door twee
    • De som van twee even getallen is weer een even getal. 
    • Een even aantal kun je in twee even grote delen verdelen. 
  1. egaal, effen, gelijk
    • Je kunt alleen bouwen als de grond even is. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van graad: in gelijke mate’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [4]

Bijwoord

even

  1. zonder moeite (met weinig moeite), in korte tijd
    • Zet de stoel even recht. 
    • Ik heb die spelfout even verbeterd. 
  1. in dezelfde, gelijke mate
  2. een klein eindje
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord even avaniem
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

even v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) steen

Gangbaarheid

  • Het woord even staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.