reizen
Nederlands
Woordafbreking
- rei·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reizen |
reisde |
gereisd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
reizen
- onderweg zijn
- Wij reizen' geregeld naar Canada.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Op de boer gaan (lopen, reizen)
Vertalingen
1. onderweg zijn
Gangbaarheid
- Het woord reizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reizen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈraiʦən /
Woordafbreking
- rei·zen
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Middelhoogduitse werkwoord reizen, dat van het Oudhoogduitse werkwoord reizzen komt
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reizen |
reizte |
(hat) gereizt |
zwak | volledig | niet-samengesteld |
Werkwoord
reizen
Synoniemen
|
|
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.