reiskaart
Nederlands
Woordafbreking
- reis·kaart
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van reis zn en kaart zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reiskaart | reiskaarten |
verkleinwoord | reiskaartje | reiskaartjes |
Zelfstandig naamwoord
reiskaart v/m [1]
- kaart die toegang geeft tot een bepaald vervoermiddel
- Sommige studenten waren vermoedelijk vergeten de reiskaart te annuleren, anderen hebben het mogelijk bewust gedaan om goedkoper te kunnen reizen.[2]
- Binnenkort kan er met de ov-chipkaart betaald worden in alle winkels op de stations in Nederland. Dat maakte Servex, een dochterbedrijf van de NS vandaag bekend. Het plan is om deze manier van betalen dit najaar in te voeren. Betalen met de elektronische reiskaart zou slechts 1 of 2 seconde duren, terwijl pinnen 10 tot 15 seconde in beslag neemt.[3]
- een landkaart waarop voor reizigers belangrijke informatie staat afgebeeld
- De Romeinse reiskaart uit de 3e en 4e eeuw na Christus beslaat het gebied van Groot-Brittannië tot aan de rivier de Ganges, die door India en Bangladesh stroomt.[4]
- een kaart waarop een reis of meer reizen zijn ingetekend
Gangbaarheid
- Het woord reiskaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reiskaart' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad 05-02-2016 „Bizar dat stoppen ov-kaart niet online kan”
- de Telegraaf 02 apr. 2013 WUZmail: Geen behoefte aan betalen met ov-chipkaart
- Reformatorisch Dagblad 05-09-2011 Unieke Romeinse kaart als online routeplanner
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.