reiszak
Nederlands
![](../I/m/Von_baer_milan_leather_travel_bag.jpg)
reiszak
Woordafbreking
- reis·zak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van reis zn en zak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reiszak | reiszakken |
verkleinwoord | reiszakje | reiszakjes |
Zelfstandig naamwoord
reiszak m [1]
- tas waarin men reisbenodigdheden kan pakken
- De twintiger zou met een vlucht uit Canada in Fort Lauderdale zijn geland met een geweer in zijn bagage. Dat wapen haalde hij op het toilet uit de reiszak om naar de bagagezaal terug te keren en om zich heen te beginnen schieten.[2]
- Bij de huiszoekingen werden volgens het OM grote geldsommen gevonden, een kogelvrij vest, veel mobiele telefoons en simkaarten en talrijke klaargemaakte reiszakken met materiaal voor berg- en trektochten.[3]
Gangbaarheid
- Het woord 'reiszak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reiszak' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 06/01/2017 om 22:57 door say Vijf doden en acht gewonden bij schietpartij op luchthaven in Florida
- De Volkskrant LEEN VERVAEKE 4 maart 2014 Arrestaties Syrië-ronselaars België
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.