reisgids
Nederlands
Woordafbreking
- reis·gids
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van reis ww en gids zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reisgids | reisgidsen |
verkleinwoord | reisgidsje | reisgidsjes |
Zelfstandig naamwoord
reisgids m
- een document met informatie gericht op een toerist of reiziger
- Piet kocht vlak voor zijn reis naar Rusland een reisgids waarin onder meer het Rode Plein stond beschreven.
- Ik citeer hier de Lonely Planet en hoewel het proza van deze reisgids in staat zou zijn om zelfs de Gazastrook nog op te leuken (‘the locals are very passionate’) moet gezegd worden: die Malediven zien er verdomd mooi uit. [1]
- (beroep) iemand die reizigers begeleidt
Gangbaarheid
- Het woord reisgids staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reisgids' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- HP de Tijd ARNOUT LE CLERCQ 25 JAN 2019 De Malediven verdwijnen, maar onze consumptiedrift niet
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.