prikkelen
Nederlands
Woordafbreking
- prik·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘prikken, aansporen’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
- [werkwoord] van Middelnederlands prickelen; omdat Middelnederlands pricken ook bestaat, is het eerder op te vatten als frequentatief gevormd uit prikken met het achtervoegsel -el dan als afleiding van prikkel met de uitgang -en dat de onbepaalde wijs van een werkwoord vormt
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
prikkelen |
prikkelde |
geprikkeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
prikkelen
- De steeds hogere huur prikkelde hem om te verhuizen.
Hyponiemen
- aanprikkelen, overprikkelen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord prikkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'prikkelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.