prikkelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prik·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘prikken, aansporen’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
  • [werkwoord] van Middelnederlands prickelen; omdat Middelnederlands pricken ook bestaat, is het eerder op te vatten als frequentatief gevormd uit prikken met het achtervoegsel -el dan als afleiding van prikkel met de uitgang -en dat de onbepaalde wijs van een werkwoord vormt
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
prikkelen
prikkelde
geprikkeld
zwak -d volledig

Werkwoord

prikkelen

  1. prikken, aansporen, ergeren
    • De steeds hogere huur prikkelde hem om te verhuizen. 
Hyponiemen
  • aanprikkelen, overprikkelen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

prikkelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord prikkel
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord prikkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.