afreizen
Nederlands
Woordafbreking
- af·rei·zen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en reizen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afreizen |
reisde af |
afgereisd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afreizen
- ergatief een plaats verlaten om aan een reis te beginnen
- Hij is vanmorgen afgereisd naar Kopenhagen.
Gangbaarheid
- Het woord afreizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afreizen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.