meereizen
Nederlands
Woordafbreking
- mee·rei·zen
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
meereizen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
meereizen |
reisde mee |
meegereisd |
zwak -d | volledig |
- samen met iemand een reis maken die die ander toch al zou maken
- Zij mocht met haar collega meereizen naar het werk.
- reizen met een goedkoper meereiskaartje van de NS. Dit kaartje is alleen geldig als je samen met een betalende passagier reist.
- De vrouw vroeg aan de onbekende in de trein of ze met hem mocht meereizen.
Gangbaarheid
- Het woord meereizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'meereizen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.