kip

kip

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kip    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /kɪp/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /kɪp/
Woordafbreking
  • kip
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoendervogel’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • [2] [3] [4] [5]
enkelvoud meervoud
naamwoord kip kippen
verkleinwoord kippetje
kipje
kippetjes
kipjes

Zelfstandig naamwoord

kip v

  1. (vogels) Gallus gallus , (vrouwelijke) gedomesticeerde vogel uit de familie van de hoenderachtigen [6]
  2. (voeding) kippenvlees
  3. (scheldwoord) politieagent [7]
  4. munteenheid van Laos, Laotiaanse kip (code LAK volgens ISO 4217) [8]
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Als de vos de passie spreekt, boer pas op je kippen (ganzen).
pas op voor slijmballen, ze willen altijd wat van je; als een bedrieger vrome dingen zegt moet je extra voorzichtig met deze persoon zijn
  • Als een kip zonder kop
zonder beraad, onbesuisd, ongericht
  • De kip met gouden eieren slachten
Een iets met veel rendement wegdoen
  • Er als de kippen bij zijn
er snel bij zijn
  • Het ei wil wijzer zijn dan de kip.
het kind denkt het beter te weten dan de ouder
  • Met de kippen op stok gaan
vroeg naar bed gaan
  • kip, ik heb je! [9]
Vertalingen
Vertalingen

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord kip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
kippen

kip

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kippen
    • Ik kip. 
  2. gebiedende wijs van kippen
    • Kip! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kippen
    • Kip je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.