chicken

Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudengelse woord ciecen.
stellend vergrotend overtreffend
chickenmore chickenmost chicken

Bijvoeglijk naamwoord

chicken

  1. (spreektaal) laf, lafhartig
Afgeleide begrippen
  • chicken-hearted, chickenhearted
vervoeging
onbepaalde wijs to chicken
he/she/it chickens
verleden tijd chickened
voltooid
deelwoord
chickened
onvoltooid
deelwoord
chickening
gebiedende wijs chicken

Werkwoord

chicken

  1. onovergankelijk, (spreektaal) uit angst de moeilijkheden uit de weg gaan
  2. onovergankelijk fysieke of andere kenmerken ontwikkelen die op een kip lijken, bijvoorbeeld bulten op de huid
Uitdrukkingen en gezegden
  • chicken out
onovergankelijk, (spreektaal) achteruitkrabbelen, er tussen uit knijpen, terugkrabbelen
Naar frequentie 3072 (zelfstandig naamwoord)


enkelvoud meervoud
chicken chickens

Zelfstandig naamwoord

chicken

  1. (vogels) kip
  2. (voeding) kippenvlees
  3. (spreektaal) angsthaas, bangerd, bangerik, lafaard, lafbek
Synoniemen
Hyperoniemen
  • [1]: fowl, poultry
  • [2]: poultry
Hyponiemen
  • [2]: broiler, roaster
Afgeleide begrippen
  • [1]: chicken bone, chicken breeding, chicken brooder, chicken coop, chicken farm, chicken-fight (chickenfight),chicken hawk, chicken-house, chicken louse, chicken manure, chicken poop, chicken raising, chicken run, chicken snake, chicken yard, chickenshit, snow chicken
  • [1]: chicken-breasted, chicken feed, chicken hawk, chicken pox (chicken-pox, chickenpox), chicken scratch, chicken wire
  • [2]: chicken bouillon, chicken breast, chicken broth, chicken casserole, chicken drumstick, chicken Kiev (chicken kiev), chicken leg, chicken liver, chicken mousse, chicken pie, chicken salad, chicken soup, chicken stew, chicken stock, chicken wing, spring chicken
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.