kippendief

Nederlands

[2] de roodharige kippendief
Uitspraak
Woordafbreking
  • kip·pen·dief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kippendief kippendieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kippendief m [1]

  1. iemand die kippen steelt
    • Dit soort berichten maakt het een genot om Radio M te beluisteren. De zender voor Midden-Nederland moet nu eenmaal de regio bedienen en soms levert dat exotische berichten op. Maar vaak wordt de luisteraar op de proef gesteld, als in Veenendaal een kippendief opereert en de plaatselijke Patrimonium-school 75 jaar bestaat. Liefhebbers van het weer komen evenwel ruimschoots aan hun trekken. De redactie is zelfs niet te beroerd om te melden wat voor weer het vijftig jaar geleden op die dag was. [2] 
  1. (pejoratief) vos
    • Anders en korter gezegd: Blair hoopt de politieke splijtzwam van de vossenjacht zo over de parlementsverkiezingen van 2005 heen te tillen. Zijn partijgenoten krijgen het verbod, de Tories krijgen uitstel van executie. En vulpes vulpes, de roodharige kippendief Reinaert, is nog twee jaar vogelvrij voordat hij heilig wordt verklaard. [3] 
Synoniemen
  • hoenderdief
Vertalingen


Gangbaarheid

  • Het woord kippendief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Bert Determeijer 22 juni 1998
  3. NRC 10 september 2004
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.