kuiken

kuiken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kuiken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkœykə(n)/
    • (Noord-Nederland): /ˈkœʏ̯kə(n)/, /ˈkʌʏ̯kə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈkœːkə(n)/
Woordafbreking
  • kui·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘jong van een kip’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
  • van Middelnederlands kiekijn of cuken [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord kuiken kuikens
verkleinwoord kuikentje kuikentjes

Zelfstandig naamwoord

kuiken o

  1. (vogels) (veeteelt) jong hoen, of meer algemeen: donzig jong vogeltje
  2. (figuurlijk), licht (pejoratief) onnozel of dom persoon
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • kuikenbroeder, kuikenbuik, kuikendief, kuikensekser
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kuiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.