kylling

Deens
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈkyleŋ /
Woordafbreking
  • kyl·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord kjúklingr
Naar frequentie 2028
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kylling     kyllingen     kyllinger     kyllingerne  
genitief   kyllings     kyllingens     kyllingers     kyllingernes  

Zelfstandig naamwoord

kylling, g

  1. (dierkunde) (om jongere dieren) hoentje, kip, kipje, kippetje
  2. (dierkunde) kuiken
  3. (voeding) het vlees van jonge kippen of andere hoendervogels
  4. (pejoratief) groentje, leeghoofd
Afgeleide begrippen
   
  • [1]: kyllingeagtig
  • [1]: kyllingebryst
  • [1]: kyllingekød
  • [1]: kyllingelår
  • [1]: kyllingeret
  • [1]: kyllingesalat
  • [1]: kyllingesteg
  • [1]: kyllingestykke
  • [1]: fasankylling
  • [1]: grillkylling
  • [1]: hanekylling
  • [1]: karrykylling
  • [1]: landkylling
  • [1]: papkylling
  • [1]: skrabekylling
  • [1]: slagtekylling
Typische woordcombinaties
  • [3]: stegt kylling
een braadkip, gebakken kip
  • [3]: dybfrossen kylling
een diepvrieskip, diepgevroren kip
  • [3]: salmonellafri kylling
een salmonellavrije kip


Noors
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈçylɪŋ /
Woordafbreking
  • kyl·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord kjúklingr
Naar frequentie 2028
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kylling     kyllingen     kyllinger     kyllingene  
genitief   kyllings     kyllingens     kyllingers     kyllingenes  

Zelfstandig naamwoord

kylling, m

  1. (dierkunde) (om jongere dieren) hoentje, kip, kipje, kippetje
  1. «Server pastasalaten med grillet kylling og brød.»
    Serveer pastasalade met gegrilde kip en brood.
  2. (dierkunde) kuiken
  1. «Vi har egg, kyllinger og høner som tema i barnehagen.»
    We hebben eieren, kuikens en kippen als thema in de kleuterklas.
  2. (voeding) het vlees van jonge kippen of andere hoendervogels
  1. «I Norge spiser vi stadig mer hvitt kjøtt - kjøtt fra kyllinger.»
    In Noorwegen eten we steeds meer wit vlees - vlees van kippen.
  2. (pejoratief) groentje, leeghoofd
Schrijfwijzen
  • kjukling
Synoniemen
  • [1]: hane
  • [1]: høne
Afgeleide begrippen
  • [1]: kalkunkylling
  • [1]: rypekylling
  • [1]: thai-kylling
Typische woordcombinaties
  • steikt kylling
braadkip, gebakken kip
  1. «Vi fikk steikt kylling og sursøt saus og ris, det er kjempe godt!»
    We kregen gebakken kip, zoetzure saus en rijst - het was heerlijk!


Nynorsk
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈçylɪŋ /
Woordafbreking
  • kyl·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord kjúklingr
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kylling     kyllingen     kyllingar     kyllingane  

Zelfstandig naamwoord

kylling, m

  1. (dierkunde) (om jongere dieren) hoentje, kip, kipje, kippetje
  2. (dierkunde) kuiken
  3. (voeding) het vlees van jonge kippen of andere hoendervogels
  4. (pejoratief) groentje, leeghoofd; driftkop, heethoofd
Schrijfwijzen
  • kjukling
Synoniemen
  • [1]: hane
  • [1]: høne
Afgeleide begrippen
  • [1]: kalkunkylling
  • [1]: påskekylling
  • [1]: rypekylling
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.