ruit
Nederlands
Woordafbreking
- ruit
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vensterruit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
- In de betekenis van ‘scheef vierkant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1447 [1]
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1253 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruit | ruiten |
verkleinwoord | ruitje | ruitjes |
Zelfstandig naamwoord
ruit v/m
- (techniek), (bouwkunde) een lucht- en waterdichte, maar lichtdoorlatende glasplaat als afsluiting van een venster
- De ruit van dubbelglas, heeft een betere warmte-isolatie.
- (wiskunde) een vierhoek waarvan de zijden gelijk in lengte zijn
Hyponiemen
- [2] vierkant
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- [1] glas, kunstglas, lamp, perspex, raam, raamkozijn, venster
- [2] rombus, tartan, veelhoek, vierhoek, vierkant, vlieger
- [4] blazoen, wapenschild
- [5] hart, klaver, schop
Vertalingen
1. een glazen plaat in een venster
2. een vierhoek waarvan de zijden gelijk in lengte zijn
3. kraanoog
4. wapenschild
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ruien |
ruit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruien
- Jij ruit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruien
- Hij ruit.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van ruien
- Ruit!
vervoeging van |
---|
ruiten |
ruit
Gangbaarheid
- Het woord ruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ruit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.