hart
Nederlands
Woordafbreking
- hart
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘spier die bloedsomloop regelt’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hart | harten |
verkleinwoord | hartje | hartjes |
Zelfstandig naamwoord
hart o
- (anatomie) holle spier die door geregeld samen te trekken bloed door het lichaam pompt
- (figuurlijk) de kern van iemands wezen
- Als de Steenlandse kinderen dit werk zagen zeiden ze minachtend, terwijl ze hun neus optrokken en wegliepen, dat zij er niets aan vonden en dat het helemaal niet zo moeilijk was om zoiets te maken en dat ook zij het wel konden. Maar zij konden het niet en in hun hart waren ze jaloers op de kunst van Kleine Woord, zoals de jongen werd genoemd. [2]
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord hart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hart' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "hart" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 13
- Tubantia 20-JANUARI-2017 Gasten steunen uitbaters leescafé De Meridiaan
- Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
Afrikaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.