geruit
Nederlands
Woordafbreking
- ge·ruit
Woordherkomst en -opbouw
- bn: pseudodeelwoord afgeleid van ruit zn met het omvoegsel ge- -t [1]
- ww: vervoeging van ruiten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geruit | geruiter | geruitst |
verbogen | geruite | geruitere | geruitste |
partitief | geruits | geruiters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geruit
- met een ruitjespatroon, zo geweven dat een patroon van rechthoeken zichtbaar is
- Hij droeg een geruit houthakkershemd.
- (heraldiek) (van het schild) door elkaar kruisende lijnen in ruiten verdeeld die beurtelings van metaal of kleur zijn
Gangbaarheid
- Het woord geruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geruit' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.