ruitijd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rui·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ruitijd ruitijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ruitijd m [1]

  1. periode van het jaar dat dieren hun haren of veren verwisselen
    • „In tegenstelling tot andere vogels wisselen ganzen en eenden al hun veren tegelijk, dus in de ruitijd kunnen ze niet vliegen en blijven ze veel op het water”, vertelt Lameris. „De kuikens kunnen dan ook nog niet vliegen en tijdens het grazen vluchten ook die bij gevaar het water op. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ruitijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Kees van Reenen 07-05-2018 [https://www.rd.nl/meer-rd/groen-duurzaamheid/klimaatverandering-zit-brandganzen-dwars-1.1485964 Klimaatverandering zit brandganzen dwars]
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.