optica
Nederlands
Woordafbreking
- op·ti·ca
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘deel van de natuurkunde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1566 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | optica | optica's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
optica v
- (wetenschap) het deelgebied van de natuurkunde dat het gedrag van licht beschrijft
Hyponiemen
- hydro-optica, kwantumoptica, perioptica, spanningsoptica
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
|
|
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord optica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'optica' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.