prisma
Nederlands
Woordafbreking
- pris·ma
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kantzuil’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1778 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prisma | prisma's prismata |
verkleinwoord | prismaatje | prismaatjes |
Zelfstandig naamwoord
prisma o
Gangbaarheid
- Het woord prisma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'prisma' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Verwijzingen
- prisma in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.