optisch
Nederlands
Woordafbreking
- op·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘m.b.t. het zien’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Duits met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | optisch | optischer | |
verbogen | optische | optischere | |
partitief | optisch | optischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
optisch
- met betrekking tot het licht
Gangbaarheid
- Het woord optisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'optisch' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.