oculair
Nederlands
Woordafbreking
- ocu·lair
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘oog-’ voor het eerst aangetroffen in 1524 [1]
- afgeleid van het Franse oculaire met het achtervoegsel -air [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | oculair |
verbogen | oculaire |
Bijvoeglijk naamwoord
oculair
- (medisch) met betrekking tot het oog
- Door de oculaire hulpmiddelen kon hij beter zien.
Vertalingen
1. met betrekking tot het oog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oculair | oculairs |
verkleinwoord | oculairtje | oculairtjes |
Zelfstandig naamwoord
oculair o
- (optica) een lens of lenzenstelsel in een optisch instrument dat naar het oog van de kijker gericht is
- Het oculair mag wel eens schoongemaakt worden!
Antoniemen
- objectief, frontlens
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- beeldhoek, focus, microscoop, telescoop, verrekijker,vergrotingsfactor, uittredepupil
Gangbaarheid
- Het woord oculair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oculair' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.