openzetten
Nederlands
Woordafbreking
- open·zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van open bw en zetten ww
Werkwoord
openzetten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
openzetten |
zette open |
opengezet |
zwak -t | volledig |
- (met name van ramen, deuren, kranen e.d.) iets in een stand zetten dat een opening open blijft terwijl die eerst gesloten was
- Juist nu de discussie omtrent het gasverbruik actueler dan ooit is. Het moet toch mogelijk zijn om bij een buitentemperatuur van minder dan bijv. 15 graden het openzetten van deuren te verbieden? En dan maar een nette “We zijn open” op de deur plakken. Wat zal dat door het hele land een vermindering van het gasverbruik opleveren[2]
- De medewerkers van de alarmcentrale vertelden hoe Joke haar dochter moest redden, maar het lukt haar niet. ’’Mijn man heeft het daarna ook geprobeerd, maar ondertussen kregen we te horen dat we de voordeur moesten openzetten. Ik dacht dat dat voor de ambulance was, maar de eerste persoon die binnenkwam was iemand uit de buurt’’[3]
Gangbaarheid
- Het woord openzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'openzetten' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 27 feb. 2018 ’Sluit de winkeldeuren’
- de Telegraaf JOLIEN VAN DE GRIENDT 23 feb. 2018 Joke: Het lukte mij niet om mijn dochter te reanimeren
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.