openbaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·baar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘algemeen bekend, het algemeen betreffend’ voor het eerst aangetroffen in 1200 [1]
  • Naamwoord van handeling van openen met het achtervoegsel -baar
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen openbaaropenbaarderopenbaarst
verbogen openbareopenbaardereopenbaarste
partitief openbaarsopenbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

openbaar

  1. vrij toegankelijk
    • WikiWoordenboek is openbaar en zal dat ook altijd blijven. 
    • De onthulling van de foto is voor Falcke een grote opluchting. ‘We hebben hier 25 jaar op gewacht. En toen ik eindelijk wist wat eruit kwam, mocht ik er niet over praten. Nu is het openbaar en is deze foto niet meer van ons alleen, maar van iedereen’, laat hij aan de telefoon weten. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Openbaar Ministerie
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
openbaren

openbaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openbaren
    • Ik openbaar. 
  2. gebiedende wijs van openbaren
    • Openbaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openbaren
    • Openbaar je? 

Gangbaarheid

  • Het woord openbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.