openbaar
Nederlands
Woordafbreking
- open·baar
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘algemeen bekend, het algemeen betreffend’ voor het eerst aangetroffen in 1200 [1]
- Naamwoord van handeling van openen met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | openbaar | openbaarder | openbaarst |
verbogen | openbare | openbaardere | openbaarste |
partitief | openbaars | openbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
openbaar
- vrij toegankelijk
- WikiWoordenboek is openbaar en zal dat ook altijd blijven.
- De onthulling van de foto is voor Falcke een grote opluchting. ‘We hebben hier 25 jaar op gewacht. En toen ik eindelijk wist wat eruit kwam, mocht ik er niet over praten. Nu is het openbaar en is deze foto niet meer van ons alleen, maar van iedereen’, laat hij aan de telefoon weten. [2]
Uitdrukkingen en gezegden
- Openbaar Ministerie
Vertalingen
1. vrij toegankelijk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
openbaren |
openbaar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openbaren
- Ik openbaar.
- gebiedende wijs van openbaren
- Openbaar!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openbaren
- Openbaar je?
Gangbaarheid
- Het woord openbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'openbaar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.