eerlijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  eerlijk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈeːrlək/
Woordafbreking
  • eer·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘oprecht’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • Afkomstig van het Middelnederlandse eerlijc (braaf), afgeleid van eer met het achtervoegsel -lijk [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen eerlijkeerlijkereerlijkst
verbogen eerlijkeeerlijkereeerlijkste
partitief eerlijkseerlijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

eerlijk

  1. (juridisch) vrij van leugen en bedrog
    • Wees eerlijk en vertel de waarheid! 
  1. op een gepaste, eervolle wijze
    • Opdat het spel eerlijk zou verlopen, hield een opzichter hen in de gaten. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden

Eerlijk(heid) duurt het langst.

  • Uiteindelijk word bedrog toch gestraft.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord eerlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.