openbreken
Nederlands
Woordafbreking
- openĀ·breĀ·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van open en breken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
openbreken |
brak open |
opengebroken |
klasse 4 | volledig |
Werkwoord
openbreken [1]
- ergatief al brekend opengaan
- De zaaddoos brak open en de zaden vielen op de grond
- overgankelijk door breken met geweld openmaken
- we moeten die kast openbreken want de sleutel is verdwenen
- overgankelijk (figuurlijk) voortijdig wijzigingen aanbrengen in
- Mijn baas wil mijn tijdelijke jaarcontract openbreken en met een halfjaar verlengen
Afgeleide begrippen
- openbreker, openbreking
Gangbaarheid
- Het woord openbreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'openbreken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.