kool

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kool
enkelvoud meervoud
naamwoord kool kolen
verkleinwoord kooltje kooltjes
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht, groente’ voor het eerst aangetroffen in 1226 [1]
  • Afgeleid van het Latijnse caulis.
  • Van Middelnederlands kole, van Protogermaans *kula

Zelfstandig naamwoord

kool v/m

  1. (plantkunde), (groente) Brassica een eetbare plant met veel ondersoorten uit de kruisbloemfamilie
    • Een kool met een verfijnde smaak. 
  1. een zwarte brandstof die voornamelijk uit koolstof bestaat
Verwante begrippen
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Achterhoeks

enkelvoud meervoud
naamwoord kool kolen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kool

  1. (plantkunde)(groente) kool; een eetbare plant met veel ondersoorten uit de kruisbloemfamilie


Nedersaksisch

enkelvoud meervoud
naamwoord kool kolen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kool

  1. (plantkunde)(groente) kool; een eetbare plant met veel ondersoorten uit de kruisbloemfamilie
Schrijfwijzen
  • Kohl
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.