look
Nederlands
Woordafbreking
- look
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stijl in bv. kleding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1974 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | look | looks |
verkleinwoord | - | - |
Hyponiemen
- afrolook, outlook, safarilook, wetlook, zigeunerlook
Zelfstandig naamwoord
look m of o
- een lelieachtige plant van het geslacht Allium
waartoe o.a. knoflook en uien behoren
Hyponiemen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
luiken |
look
- enkelvoud verleden tijd van luiken
- Ik look.
- Jij look.
- Hij, zij, het look.
- Ik look.
Gangbaarheid
- Het woord look staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'look' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "look" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- look op website: Etymologiebank.nl
- look op website: Etymologiebank.nl
- look op website: Etymologiebank.nl
Engels
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to look |
he/she/it | looks |
verleden tijd | looked |
voltooid deelwoord |
looked |
onvoltooid deelwoord |
looking |
gebiedende wijs | look |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.