koers

Niet te verwarren met: køers

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koers
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘prijs van geld, waardepapieren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1497 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘richting, route’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1463 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord koers koersen
verkleinwoord koersje koersjes

Zelfstandig naamwoord

koers m

  1. (scheepvaart) (luchtvaart) de richting die een vaartuig of een vliegtuig op een bepaald moment aanhoudt of wil aanhouden
  2. richting waarin ontwikkelingen gaan
  3. (handel, beurshandel) de ontwikkeling van de waarde van een obligatie, van een aandeel, van een optie etc
  4. (geldhandel) verhouding ten opzichte van andere valuta
  5. snelheidswedstrijd, met name van wielrenners, paarden of honden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  1. kompas
  2. richting
  3. beurs
  4. valutahandel
  5. sport, wedstrijd
Spreekwoorden
  • koers houden
in de uitgezette richting blijven doorgaan
  • de koers uitzetten, afzetten, bepalen
de richting bepalen
  • koers sturen
naar de gewenste kompasrichting sturen
  • behouden koers
de absolute koers waarin zich een schip beweegt, de resultante van de kompaskoers en de invloed van stroming, wind en water
  • de koers zetten, richten naar
de richting bepalen aan de hand van een doel
  • uit koers raken
de richting verliezen
  • van de rechte koers afdwalen
van het rechte pad afdwalen, het juiste pad verlaten
  • het schip op koers brengen
in de juiste / bepaalde richting sturen
  • een harde koers volgen
(politiek) een richting strikt blijven volgen ongeacht de gevolgen
  • dalende koers, de koers daalt
(beurshandel) de waarde van de betreffende activa wordt (absoluut) lager
  • een obligatie uitgeven tegen een koers van 105
uitgifte van de obligatie: onttrekken van geld uit de markt, tegen de aangegeven waarde
  • de koers noteren
op de beurs: de waarde van een aandeel bepalen en publiceren
  • vaste koers
(geldhandel) de verhouding tussen twee valuta is vastgelegd, fluctueert niet; tegengesteld tot: zwevende koers.
  • zwevende koers
(geldhandel) de verhouding tussen de bedoelde valuta en een standaard valuta is niet vastgelegd, tegengesteld tot: vaste koers.
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
koersen

koers

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koersen
    • Ik koers. 
  2. gebiedende wijs van koersen
    • Koers! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koersen
    • Koers je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.