optie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrije keus’ voor het eerst aangetroffen in 1531 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord optie opties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

optie v

  1. een van de keuzes die gemaakt kan worden
    • Aftreden is voor hem geen optie. 
    • Het contract heeft een looptijd van vier jaar met een optie voor verlenging van twee jaar. 
    • Eén van de opties waar hij op doelt is de zogeheten Plasma Wakefield-versneller. Terwijl de LHC en FCC deeltjes versnellen met magneten, surfen ze in dat experimentele versnellertype op plasmagolven. ‘Je kunt dan met een versneller van een kilometer dezelfde energieën bereiken als met de FCC’, zegt De Groot. [3] 
  1. (economie) een contract dat de houder het recht geeft een bepaald goed te kopen of te verkopen tegen een vooraf bepaalde prijs
    • Het bedrijf heeft een optie genomen op het terrein. 
    • De bestuursvoorzitter heeft opties uitgeoefend. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord optie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.