kroes

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kroes
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘drinkbeker’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1425 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kroes kroezen
verkleinwoord kroesje kroesjes

Zelfstandig naamwoord

kroes m

  1. eenvoudig vuurbestendig vat of eenvoudige beker
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • kroezenstaal
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gekruld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1] [3] [4]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kroeskroezerkroest
verbogen kroezekroezerekroeste
partitief kroeskroezers-

Bijvoeglijk naamwoord

kroes

  1. krullend
    • "Kroes haar, kroeze zinnen" zei men vroeger, denkend dat mensen met krullend haar lichtgeraakt en opvliegerig van aard waren. 
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kroezen

kroes

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kroezen
    • Ik kroes. 
  2. gebiedende wijs van kroezen
    • Kroes! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kroezen
    • Kroes je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kroes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.