houw

Nederlands

Uitspraak

Geluid: houw (hulp, bestand)
IPA: /ɦʌu/

Woordafbreking

houw

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘hak, slag’ voor het eerst aangetroffen in 1170 [1]
[2] [3]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	houw	houwen
verkleinwoord	houwtje	houwtjes

Zelfstandig naamwoord

houw m

een slag met een scherp voorwerp

- Met krachtige houwen voltooide de kunstenaar zijn beeldhouwwerk.
harde klap

Gelijkklinkende woorden

hauw, hou

Synoniemen

[1] hak, kap
[2] aai, baffer, dreun, hengst, klap, knal, lel, mep, opdoffer, opdonder, opduvel, oplawaai, oplazer, opsodemieter, opstopper, optater, peut, poeier, ram, slag, stomp, watjekouw

Verwante begrippen

houwen

Hyponiemen

bovenhouw, grondhouw

Afgeleide begrippen

houwdegen, houwen, houwer, houwhamer, houwmes, houwtouw

Vertalingen

1. een slag met een scherp voorwerp

Engels: gash ^(en)
Frans: coup ^(fr) m

Spaans: tajo ^(es) m, tajadura ^(es) v

Werkwoord

vervoeging van
houwen

houw

eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houwen
- Ik houw.
gebiedende wijs van houwen
- Houw!
(bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van houwen
- Houw je?

Gangbaarheid

Het woord houw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'houw' herkend door:

68 %	van de Nederlanders;
66 %	van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.