dreun
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
dreun m
- een luid laag geluid
- Er klonk een dreun toen het gevaarte omviel.
- een harde klap
- Hij verkocht hem een harde dreun.
Synoniemen
[2] aai baffer hengst houw klap knal lel mep opdoffer opdonder opduvel oplawaai oplazer opsodemieter opstopper optater peut poeier ram slag stomp watjekouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dreunen |
dreun
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dreunen
- Ik dreun.
- gebiedende wijs van dreunen
- Dreun!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dreunen
- Dreun je?
Gangbaarheid
- Het woord dreun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dreun' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.