knal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knal    (hulp, bestand)
  • IPA: /knÉ‘l/
Woordafbreking
  • knal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knal knallen
verkleinwoord knalletje knalletjes

Zelfstandig naamwoord

knal m

  1. een kort, hard en luid geluid als van een ontploffing
    • We hoorden een knal en zagen een rookpluim. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord knal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
knallen

knal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knallen
    • Ik knal. 
  2. gebiedende wijs van knallen
    • Knal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knallen
    • Knal je? 

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord knal knalle

Zelfstandig naamwoord

knal

  1. knal
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.