stomp
Nederlands
Woordafbreking
- stomp
Zelfstandig naamwoord
stomp m
- een ingekort vormeloos uitsteeksel
- Er bleef na de amputatie niet meer dan een stompje van zijn vinger over .
- een pijnlijke stoot met de gebalde vuist
- Je zou hem een stomp geven!
Hyponiemen
- beenstomp
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | stomp | stomper | stompst |
verbogen | stompe | stompere | stompste |
partitief | stomps | stompers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
stomp
- iets dat zijn scherpte verloren heeft
- Met zo'n stomp potlood kun je toch niet tekenen!
- (wiskunde) groter dan 90 graden
- Dit is een stompe hoek.
Antoniemen
- [1,2] scherp
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stompen |
stomp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stompen
- Ik stomp.
- gebiedende wijs van stompen
- Stomp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stompen
- Stomp je?
Gangbaarheid
- Het woord stomp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stomp' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.