stomp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stomp    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɔmp/
Woordafbreking
  • stomp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet scherp’ voor het eerst aangetroffen in 1400 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stomp stompen
verkleinwoord stompje stompjes

Zelfstandig naamwoord

stomp m

  1. een ingekort vormeloos uitsteeksel
    • Er bleef na de amputatie niet meer dan een stompje van zijn vinger over . 
  1. een pijnlijke stoot met de gebalde vuist
    • Je zou hem een stomp geven! 
Hyponiemen
  • beenstomp
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen stompstomperstompst
verbogen stompestomperestompste
partitief stompsstompers-

Bijvoeglijk naamwoord

stomp

  1. iets dat zijn scherpte verloren heeft
    • Met zo'n stomp potlood kun je toch niet tekenen! 
  1. (wiskunde) groter dan 90 graden
    • Dit is een stompe hoek. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
stompen

stomp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stompen
    • Ik stomp. 
  2. gebiedende wijs van stompen
    • Stomp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stompen
    • Stomp je? 

Gangbaarheid

  • Het woord stomp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.