bromfietser

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bromĀ·fietĀ·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bromfietser bromfietsers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bromfietser m [2]

  1. (verkeer) berijder van een lichte motorfiets
    • Acteur Gijs Scholten van Aschat maakt eind deze maand kans op een Gouden Kalf voor zijn rol in de film Publieke Werken. Als puber kwam hij in de cel omdat hij verkleed als agent een bromfietser aanhield. [3] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord bromfietser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.