rad
Nederlands
Woordafbreking
- rad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rad | raderen |
verkleinwoord | raadje radje radertje |
raadjes radjes radertjes |
Zelfstandig naamwoord
rad o
- (werktuigbouwkunde) een wielvormig voorwerp dat kracht overbrengt binnen een machine of op het water [3]
Hyponiemen
Uitdrukkingen en gezegden
- Het vijfde rad aan de wagen zijn
het zonder deze persoon kunnen stellen
- Iemand een rad voor de ogen draaien
iemand op gemene wijze bedriegen
- Voor galg en rad opgroeien
vanaf de jeugd een levenspad volgen dat later waarschijnlijk naar criminaliteit leidt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rad | radder | radst |
verbogen | radde | raddere | radste |
partitief | rads | radders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
rad
- Mede dankzij zijn radde acties heeft hij haar leven kunnen redden.
Afkorting
rad
- (wiskunde) de afkorting voor radiaal, een SI-eenheid voor hoek
- (natuurkunde) de afkorting voor radiation, een eenheid van geabsorbeerde radioactieve straling
Gangbaarheid
- Het woord rad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rad' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Pools
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.