rad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rad    (hulp, bestand)
  • IPA: /rɑt/, /'radərən/
Woordafbreking
  • rad
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wiel’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rad raderen
verkleinwoord raadje
radje
radertje
raadjes
radjes
radertjes

Zelfstandig naamwoord

rad o

  1. (werktuigbouwkunde) een wielvormig voorwerp dat kracht overbrengt binnen een machine of op het water [3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Het vijfde rad aan de wagen zijn
het zonder deze persoon kunnen stellen
  • Iemand een rad voor de ogen draaien
iemand op gemene wijze bedriegen
  • Voor galg en rad opgroeien
vanaf de jeugd een levenspad volgen dat later waarschijnlijk naar criminaliteit leidt
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen radradderradst
verbogen radderaddereradste
partitief radsradders-

Bijvoeglijk naamwoord

rad

  1. vlot, snel [4]
    • Mede dankzij zijn radde acties heeft hij haar leven kunnen redden. 
Afkorting

rad

  1. (wiskunde) de afkorting voor radiaal, een SI-eenheid voor hoek
  2. (natuurkunde) de afkorting voor radiation, een eenheid van geabsorbeerde radioactieve straling

Gangbaarheid

  • Het woord rad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Pools

Zelfstandig naamwoord

rad m

  1. (scheikunde), (element) radium (Ra).
Afkorting

rad

  1. (wiskunde) radiaal.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.