Kolk (water)
Kolken ontstaan door dijkdoorbraken
Langs rivier- en zeedijken zijn kolken de overblijfsels van dijkdoorbraken. Door het rondkolkende water zijn diepe gaten ontstaan, tot wel 10 meter diep. Uit het gat werd achter de kolk grond afgezet, vaak zand uit de dieper gelegen lagen. Bij het doorbreken was de kracht van het water vaak zo groot, dat de dijk niet meer te dichten was. Om de kolk werd dan een nieuw stuk dijk gebouwd. Wat nu nog resteert zijn vaak kleine, diepe poelen. Ten zuiden van de Westerschelde worden ze valput genoemd. Kolken kunnen tot 25 meter diep worden.
De samenstelling van het water binnen kolken verschilt met de samenstelling van zee- of rivierwater. Een kolk bevat minder chloride-ionen dan het rivierwater dat naast de kolk stroomt.
Bij dit soort kolken kan men twee soorten onderscheiden:
- Buitendijkse wielen; deze liggen tussen het water dat de dijkdoorbraak veroorzaakte (rivier, zee) en de nieuw aangelegde dijk. Bij hoog water komt een dergelijk wiel vaak in de stroom van het oppervlaktewater te liggen.
- Binnendijkse wielen; hier is de dijk tussen de kolk en het oppervlaktewater aangelegd. In het rivierenlandschap van de Lage Landen komen beide soorten veel voor, dit maakt dat veel dijken een bochtig traject volgen.
Kolken voor drink- en bluswater
Een kolk kan ook een gegraven poel voor drink- of bluswater zijn, zoals in de westelijke Veluwezoom waar bijvoorbeeld in Wageningen onder meer de Peppelderkolk en de Kolk van Leeuwen bewaard zijn gebleven. Een dergelijke kolk wordt ook wel dobbe genoemd.
Molenkolk
Met een molenkolk of molenwiel wordt een kunstmatige vijver bedoeld die gewoonlijk benedenstrooms van een watermolen is gegraven en dient om het water tot rust te brengen.
Zie ook
Zie de categorie Kolk lakes van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp. |