zeggen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zeggen    (hulp, bestand)
  • IPA:/'zɛɣə(n)/
  • IPA: /ˈzɛ.ɣə(n)/
Woordafbreking
  • zeg·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1260 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: secghen, seggen
Oudnederlands: sagon
Germaans: *sagjanan
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: say (Angelsaksisch: secgan), Duits: sagen, (Oudhoogduits: sagēn), Fries: sizze (Oudfries: sedza)
Noord: Zweeds: säga, Deens: sige, Noors: si, (Nynorsk: seie, Oudnoords: segja), IJslands: segja, Faeröers: siga
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zeggen
/ˈzɛ.ɣə(n)/
zei *, zegde
/zɛɪ̯/, /ˈzɛɣ.də/
gezegd
/ɣə.ˈzɛxt/
zwak -d

onregelmatig

volledig

Werkwoord

zeggen

  1. overgankelijk mededelen
    • Hij zegt dat hij gewoon aanwezig was. 
  1. overgankelijk betuigen
    • Ik zeg maar zo... 
  1. overgankelijk bevelen
    • Ga daarheen, zeg ik je! 
  1. overgankelijk van oordeel of mening zijn
    • En, wat zeg je dáárvan? 
  1. overgankelijk, (pregnant) iets in de vorm van kritiek, een berisping e.d. geven
    • Jij hebt ook altijd wat te zeggen. 
    • Dat laat ik mij niet zeggen! 
  1. overgankelijk, onpersoonlijk, betekenen
    • Wat wil dat zeggen? 
Opmerkingen
  • Bij zeggen ligt de nadruk op de medegedeelde boodschap, niet op het spreken zelf. Dit geldt voor alle hiervoor gegeven betekenissen.
  • Van oorsprong een geheel regelmatig vervoegd zwak werkwoord. Door elisie van de g in de stam en vervolgens van de uitgang -de in het enkelvoud is de verleden tijd onregelmatig geworden: zegde > zeide > zei. In Vlaanderen is de regelmatige vorm nog steeds in gebruik.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

zeggen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zegge

Gangbaarheid

  • Het woord zeggen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Nedersaksisch

Werkwoord

zeggen

  1. zeggen


Veluws

Werkwoord

zeggen

  1. zeggen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.