sagen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·gen

Zelfstandig naamwoord

sagen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sage

Gangbaarheid

  • Het woord sagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Deens

Woordafbreking
  • sa·gen

Zelfstandig naamwoord

sagen, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van sag

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈzaːgŋ̩/
Woordafbreking
  • sa·gen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sagen}
/ˈzaːgŋ̩/
sagte
/ˈzaːktə/
gesagt
/gəˈzaːkt/
[[sagen}/vervoeging|volledig]]

Werkwoord

sagen

  1. zeggen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.