zei
Nederlands
Woordafbreking
- zei
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zeggen |
zei
- enkelvoud verleden tijd van zeggen
- Ik zei.
- Jij zei.
- Hij, zij, het zei.
- Ik zei.
Vaste voorzetsels
- zei af
- zei op
Woordherkomst en -opbouw
Ontstaan doordat eerst de Westnederlandse klankovergang *-agi- > -egi-, -ei- optrad, waarna in de vorm zeide de intervocalische -d- wegviel en daarmee de hele uitgang -de.[1]
Gangbaarheid
- Het woord zei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zei' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.