zei

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zei    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɛɪ̯/
Woordafbreking
  • zei

Werkwoord

vervoeging van
zeggen

zei

  1. enkelvoud verleden tijd van zeggen
    • Ik zei. 
    • Jij zei. 
    • Hij, zij, het zei. 
Vaste voorzetsels
  • zei af
  • zei op
Woordherkomst en -opbouw

Ontstaan doordat eerst de Westnederlandse klankovergang *-agi- > -egi-, -ei- optrad, waarna in de vorm zeide de intervocalische -d- wegviel en daarmee de hele uitgang -de.[1]

Gelijkklinkende woorden
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord zei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. ZEGGEN (SPREKEN), etymologiebank.nl
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.