volk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  volk    (hulp, bestand)
  • IPA: /vɔlk/
Woordafbreking
  • volk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stam, bewoners van een staat’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord volk volken
volkeren
verkleinwoord volkje volkjes

Zelfstandig naamwoord

volk o

  1. een groep mensen die een aantal dingen gemeenschappelijk hebben, zoals afstamming, taal, gewoontes of overlevering
  2. de inwoners van een land
    • Het Franse volk steunt zijn president. 
  1. de lagere klassen
  2. een aantal mensen
  3. een groep insecten die in hetzelfde nest wonen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Hoe later op de avond hoe schoner volk
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord volk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

volk

  1. volk


Sloveens

Zelfstandig naamwoord

volk m

  1. wolf
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.