voetvolk
Nederlands
![](../I/m/lossy-page1-220px-Holland%2C_Utrechtsch_Voetvolk_(NYPL_b14896507-94214).tiff.jpg)
voetvolk
Woordafbreking
- voet·volk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voet zn en volk zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetvolk | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
voetvolk o [2]
- (militair) militairen die te voet vechten
- (informeel), (maatschappij) het gewone, gemene volk
- Net als in de gewone wereld stond het luizenleven van de bazen in sterk contrast met de barre omstandigheden waarin het voetvolk zich bevond. Die spenderen hun tijd in cellen zonder water, ventilatie of daglicht.[3]
- Ik wil het daarom in deze eerbiedwaardige behuizing nog maar eens stellen: als je je boven het voetvolk wil verheffen door een kalasjnikov op te pakken, dan moet je gaan. Ik zie geen juridische gronden om ze dan tegen te houden. Dus waarom zouden we dat doen.'[4]
Gangbaarheid
- Het woord voetvolk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voetvolk' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- voetvolk op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 11-JANUARI-2017
- Tubantia 04-MAART-2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.