kerkvolk
Nederlands
Woordafbreking
- kerkĀ·volk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kerk en volk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerkvolk | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
kerkvolk o [1]
- gelovigen die geen speciale functie in de kerk bekleden
- Ruim dertien jaar geleden, van 11 tot 15 mei 1985, bezocht paus Johannes Paulus II Nederland met als doel het herstel van de eenheid onder het katholieke kerkvolk alhier. [2]
Gangbaarheid
- Het woord kerkvolk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.