manvolk
Nederlands
Woordafbreking
- man·volk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van man zn en volk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | manvolk | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
manvolk o [1]
- (informeel) alle mannen in het algemeen
- Maar staan de fraai uitgedoste meiden er dan alleen om het toegestroomde manvolk te vermaken? ,,Nee!’’, zegt Tom resoluut. ,,Er zijn heel veel vrouwen die ook graag naar mooie vrouwen kijken. [2]
- Met de 'pil' voor mannen lijkt het nog niet echt te vlotten, maar wetenschappers hebben een andere goedkope, langdurig werkzame en omkeerbare anticonceptiemethode voor het manvolk ontwikkeld. [3]
Synoniemen
- mannen, menfolk
Gangbaarheid
- Het woord manvolk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'manvolk' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia David van der Heeden 18-12-17 Tom Coronel: Belachelijk als F1 met gridgirls breekt, het is gewoon mooi!
- De Telegraaf 11 sep. 2014 Mannelijke anticonceptie op komst
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.