vliegen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vliegen (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈvli.χə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈvli.ɣə(n)/
Woordafbreking
- vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zich in de lucht voortbewegen’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- Afkomstig van het Middelnederlandse vlieghen, verwant met het Oudnederfrankische fliugon, Middelnederduitse vlēgen, Oudhoogduitse fliogan, Oudengelse fleōgan.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vliegen |
vloog |
gevlogen |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
vliegen
- inergatief zich door de lucht voortbewegen
- Hoe vaak per jaar vliegt u naar het buitenland?
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- in de lucht vliegen
exploderen
- vliegende start
bij een race met tijdmeting: de tijd en afstand van het op gang komen tellen niet mee
- vliegende start
figuurlijk: snel op gang komen
- ik zie ze vliegen
figuurlijk: ik heb grote honger
Vertalingen
1. zich door de lucht voortbewegen
Zelfstandig naamwoord
vliegen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vlieg
- (insecten) Brachycera
insecten behorend tot de orde der tweevleugeligen
Uitdrukkingen en gezegden
- we zij hier niet om vliegen te vangen
we zijn hier om te werken niet om onze tijd te verdoen met onnutte zaken
Gangbaarheid
- Het woord vliegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vliegen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.